‘Een financieel onbezorgde toekomst,
die tijd is voorbij’
GENT Wouter Deprez is uitgegroeid tot één van Vlaanderens beste
stand-up comedians. Zijn werkterrein beslaat de vluchtige
sectoren van theater, cabaret en comedy maar ook de periodieke performances van
radio en televisie. Huisje, tuintje, beestje, gesetteld in de Bloemekenswijk en direct na elk
optreden naar huis. Voor velen is hij het prototype van de ideale schoonzoon.
Wouter ziet er niet alleen zacht,
vriendelijk en fragiel uit, hij is het ook. Hij verschijnt later op de afspraak
maar laat wel telefonisch netjes weten geen plaats te vinden om z’n bakfiets te
parkeren. Hij is een vlotte prater die graag naar zijn
West-Vlaamse roots teruggrijpt maar uiteindelijk toch naar Gent kwam wonen.
“Geboren in Geluwe, de naam kreeg later een ranzige betekenis nietwaar, ik
wordt er dikwijls over aangesproken. De man is kwestie heeft er veel gevormd en
misvormd.” Aan het studentenleven heeft Wouter de beste herinneringen, vooral
aan z’n kotgenoten. Elza, Anita en Rosita. “Het klinkt als een nieuwe
meidengroep, het waren lieve, rondborstige meisjes. Nadien nooit meer gezien
maar ik ben toch van de straat geraakt. De Unief op zich werd een
teleurstellende ervaring, teveel overbodige vakken. Ik was als student niet
zo’n hoogvlieger, gewoon middelmatig, ging liever op de boemel.” Een prangende
vraag: hoe kwam Wouter aan die oorbel? “Neen, ik ben er niet mee geboren. Een
oorbel was op school taboe, ook thuis was een man met een oorring not done. De dag dat ik 18 jaar werd
liet ik zo’n ding placeren, als teken
van rebellie, van iets wat vroeger niet mocht.”
Op scène etaleert hij vlijmscherp
zijn taalvaardigheid, slaat het publiek met verstomming. Wouter heeft absoluut
geen flauwe grapjes, een misplaatste kwinkslag
of vettige pointes nodig, hij kan als geen ander boeien met een verhaal.
Hij heeft
zijn persoonlijkheid mee en weet maar al te goed wat podiumprésence betekent. “Eerlijk zijn op het podium is mijn uitgangspunt. Ik
schrijf op het gevoel vooraf beginteksten uit, daarna komt de improvisatie.”
Deprez past toe waarin hij een meester is. Eén à twee grote verhaallijnen die
als wasdraad dienen, waaraan al zijn zijsprongen hangen.Omdat het zo negatief klinkt om te zeggen dat de
afwezigen ongelijk hebben, zeg ik : "de aanwezigen hebben gelijk".
“Ik haal mijn inspiratie door naar mensen te kijken en af
te luisteren, echt spannend. Mijn laatste shows zijn minder onnozel geworden dan
vroeger, dat moet veranderen, dat moet terugkomen. Ik ben een goestendoener, ni dieu, ni maître. Een
sportpaleis doen vollopen hoeft voor mij niet. Trouwens, ik ben lui en een
echte sloddervos, mijn vrouw zal dat graag bevestigen.” Maar sexappeal, dat
heeft hij wel, met zijn kinderlijk, onschuldige blik en talrijke
beleefdheidsfrases. “Ik heb de verkeerde stiel gekozen, groupies bestaan niet
in ons milieu. Want comedians laten meestel het gesukkel zien, mankementen
worden uitvergroot. Maar ik vind wel dat men meer moet foefelen, om het nageslacht te verzekeren hé.”
Als kind wou hij een belangrijk
personage worden maar koos voor het onzekere bestaan van artiest.
“Schooldirecteur, dat was mijn kinderlijke fantasie. Altijd goeie punten en
schouderklopjes uitdelen, dat leek me een leuke bezigheid. Als studentenjob heb
ik studentenkoten gekuist, niets mis mee, graag gedaan. Maar op scène mensen
aan het lachen brengen om mijn boterham te verdienen, dat is pas een droomjob.
Dat succes broos en vergankelijk is, niet
aan denken, anders kan men er niet meer van genieten. De zekerheid van een
financieel onbezorgde toekomst is een illusie. Bullshit, die tijd is voorbij. Pretentie,
onwetendheid, valse motivatie en onverschilligheid, dat is iets om ons zorgen
over te maken.”Op 9 september is Deprez te gast in de Capitole met ‘Slijk’, een voorstelling op zijn lijf, op zijn maat gesneden. Meeslepende woorden in een bad van humor, soms in een sfeer van tragiek met een spray van ontroering. “Omdat het zo negatief klinkt om te zeggen dat de afwezigen ongelijk hebben, zeg ik altijd: de aanwezigen hebben groot gelijk.”
Wouter noemt zichzelf een zondagskind. “Ik kan en mag het publiek dwarszitten. Iemand dwarszitten wil in feite zeggen: ik zie je graag. Iedereen wil graag affectie, genegenheid en enige vorm van aandacht en liefde. Mensen van vlees en bloed die, zonder schaamte, hun hart openen, heerlijk toch! Ik heb geleerd te relativeren en word hoe langer hoe beter, althans dat gevoel heb ik nu. Over 10 jaar denk ik daar misschien geheel anders over.”
Frans Van Damme
Dit interview verscheen in De Streekkrant, editie groot Gent/Deinze - week36/2015