zondag 13 juli 2014

Interview De Streekkrant: advocaat Griet Cnudde


De Jeanne d’Arc van de advocatuur: Griet Cnudde
‘Dronkaards zijn de rustverstoorders van de Gentse feesten’
GENT ‘Griet Cnudde, nooit van gehoord’ denk je. Fout. Wat iedereen wel weet: ze liet de Antwerpse Sinksenfoor verhuizen en wou het 2e weekend van Tomorrowland verbieden.  In het verleden hadden een handvol Gentenaars  plannen  om de Gentse Feesten het zwijgen op te leggen wegens overlast. Meester Cnudde werd in stelling gebracht.  De advocaat van de verzuurden? We gingen het haar zelf vragen.
 
 
 
De Gentse Feesten zijn aan de gang. Geen klachten, maar het is ooit anders geweest. Nie neute, nie pleuje, sommige bewoners uit de feestzone denken daar anders over. In 2011 nam een handvol buurtbewoners advocaat Cnudde onder de arm om hun ongenoegen te ventileren over de overlast van het Baudelopark. Het werd haar 1e opgemerkte verschijning in de media. “De Gentse Feesten zijn historisch gegroeid. Men moet beseffen dat de maximum draagkracht van de bewoners ondertussen is bereikt. We moeten naar een compromis zoeken, puzzelen wat waar kan. Het stadsbestuur moet de problemen onder ogen durven zien. Ieder diertje zijn pleziertje maar ook iedereen heeft recht op rust.  Als iemand klaagt is daar meestal een goede reden voor. Iemands basisrechten afnemen als je maar met genoeg volk bent botst met het principe: iedereen gelijk voor de wet. Iemands vrijheid stopt waar die van een ander wordt geschonden”. Cnudde woont zelf in de feestzone. “Wie mij kent weet dat ik een volbloed fuifbeest ben. Ik heb meer last van klagende buren dan van de feesten maar heb alle begrip voor mensen die problemen hebben van overlast. Wees nu eens eerlijk, na middernacht is het toch geen feest meer maar een grote zuippartij. Reguliere bezoekers en dagjesmensen veroorzaken geen problemen. De dronkaards zijn de rustverstoorders. Het Laurentplein is een bewijs dat het anders en beter kan. Meer tolerantie en rekening houden met elkaar zou ons al een stuk op de goede weg helpen”.  Gentse Feesten, Antwerpse Sinksenfoor, Tomorrowland, de klagers weten haar wel te vinden. “So what? Ik verdedig mijn cliënt, niet mijn eigen mening. Een kleine zelfstandige moet zich de poten van onder z’n gat lopen om met alle regeltjes in orde te zijn. Festivals hebben het gemakkelijker, alles gaat soepeler. Er moet dringend werk worden gemaakt van een structurele aanpak van overlast door evenementen. Want de huidige wetgeving lijkt momenteel nergens op. Organisatoren moeten meer hun best doen want ze hebben geld, middelen en knowhow. Met mijn pleidooien ten voordele van de klagers maak ik me niet populair. Maar iedereen heeft recht op verdediging. Juridisch is massapsychologie niet te verantwoorden”. Meester Cnudde heeft een collectie niet zo fraaie namen bij elkaar gesprokkeld als zuurpruim, pretbederver en erger “Je moet niet alles geloven wat de media over mij schrijft. Een mug wordt een olifant, men maakt er een karikatuur van, uitvergroot, boordevol quotes en onliners. In Antwerpen kwam ik oog in oog te staan met foorkramers. Niet simpel, mannen van de kermis zijn als dokwerkers: grote mond, gouden hart. ’t Is een kwestie van respect hebben voor elkaars noden en wensen. Ik laat me nooit intimideren. Soms ontvang ik bedreigingen en gemene mails. Doet me niets, angst is een slechte raadgever”. Hoe meer klagers hoe beter voor de advocaat? “Je wordt er niet rijk van. De meeste buurtbewoners zijn niet de kapitaalkrachtigen. Om het grote geld te incasseren sta ik aan de verkeerde kant van de tafel. Maar kennis moet betaald worden, je hebt Lada’s en Jaguars. Dat is net zo bij advocaten. Voor echtscheidingen moet men niet bij mij zijn. Ik wil niet de voyeur zijn in de slaapkamer van een ander. Privacy schenden en de vuile was buitenhangen, daar hou ik niet van”.

Griet Cnudde mag dan wel verbonden zijn aan een Antwerps advocatenkantoor, ze weet wat er reilt en zeilt in Gent. We hebben een afspraak in het Sandton Grand Hotel Reylof want meester Cnudde is een levensgenieter. “Ik hou van het Bourgondische leven maar ook primitieve eenvoud kan me bekoren. Ik ben zowel natuurmens als stadsmus. Leven in Gent, daar wordt ik goedgezind van. Gentenaars hebben een hart van koekebrood, zijn plezant en veel verdraagzamer dan Antwerpenaars”. Aan de kant staan van Sinksenfoor- en Tomorrowlandklagers hadden anti Cnudde Facebookpagina’s tot gevolg. “Het laat me Siberisch koud. Dikwijls begrijpt men de context niet. Ik ben niet rancuneus, ga ervan uit dat mensen van nature goed zijn. Lasten en lusten kunnen perfect samengaan. Naar de rechtbank stappen is de laatste stap, daar zijn enkel verliezers. Problemen zijn meestal simpel op te lossen door overleg en gezond verstand. Een kwestie van creatief omgaan met de middelen die voorhanden zijn, water bij de wijn doen, open minded zijn”. Is justitie een mannenbastion? “Als advocate moet ik mij dubbel bewijzen, gewoon omdat ik een vrouw ben. De mannelijke advocaten zijn dé helden. Als ik een zaak win is dat normaal. Als ik een zaak verlies ben ik een slechte advocaat. Dat is niet eerlijk. De vrouwenemancipatie heeft nog een lange weg af te leggen. Maar ik zeg altijd mijn gedacht. Daarom is politiek niets voor mij, kan m’n mond niet houden. Collega’s noemen mij de Jeanne d’Arc van de advocatuur. Hopelijk beland ik niet op de brandstapel”. Eén ding is zeker: Griet Cnudde is geen bitch. “Regelmatig kijk ik op YouTube naar filmpjes van Romain Deconinck. Super, ik plas dan bijna in m’n broek van ’t lachen. Weet ge, ik kan lachen, plezier maken en grappen vertellen als de beste. Lollekes over homo’s vertellen aan homo’s, daarmee  moet men opletten. Die zijn nogal vlug op hun pik getrapt (lacht). ‘t Is niet waar hoor, ’t was maar om te lachen!

Griet Cnudde (43) heeft goede papieren, maakt furore.  Ondertussen kwam al een nieuwe, gelijkaardig zaak haar richting uit. Bezorgde buren met gevoelige oren zijn liever de Brusselse kerstmarkt 'Winterpret' kwijt dan rijk. “Toch normaal dat zo’n evenement tegenwind krijgt. Een kerstmarkt van oktober tot februari heeft niets meer te maken met Kerstmis maar is platte commercie. Zo’n organisatie weegt veel te zwaar op de gemeenschap”. Gentenaars kunnen gerust zijn. Bij Meester Cnudde zijn klagers over de Gentse Feesten aan het verkeerde adres. “De feesten mogen nooit verdwijnen. In Gent sta ik aan de andere kant van de barricaden. Ik ben opgegroeid in het epicentrum van het feestgebeuren. Pleiten in zo’n zaak zou onethisch zijn, ik kan me niet onpartijdig opstellen". Misschien is het wel de kunst om van geluidsoverlast een buurtfeest te maken!?
Frans Van Damme
 
 
Dit interview verscheen in De Streekkrant, regio Groot Gent-Deinze - week 29/2014

 

zondag 6 juli 2014

Interview De Streekkrant: WALTER DE BUCK


Gentse Feesten peetvader Walter De Buck:

‘Als een Gentenaar niet reclameert is hij het vergeten’

GENT Voor Walter De Buck zou 2014 een ‘grand cru’ jaar worden maar donkere wolken kwamen aanwaaien. Er werd vorige week slokdarmkanker vastgesteld, met uitzaaiingen naar de lever. Geen domper op de feestvreugde, hij blijft er opvallend rustig bij. Op 13 juli mag Walter 80 kaarsjes uitblazen. Wij gingen hem alvast feliciteren met z’n verjaardag.
Walter De Buck, een betere reclame voor de Gentse Feesten bestaat niet. Ere wie ere toekomt, zonder De Buck zouden de Gentse Feesten nooit zijn geweest wat ze nu zijn. Het werd allemaal door de jaren heen booming business maar vroeger was het toch wel enigszins anders. De feesten waren bijna een stille dood gestorven. Muziek op de Kouter, Romain Deconinck in de Minard, hier en daar wat vuurwerk, een concert, veel was er niet. Mensen gingen liever op vakantie naar de goedkope Spaanse Costa’s. Er was enkel wat vertier voor werklozen, gepensioneerden en studenten. Om het totale doodbloeden te voorkomen zorgde De Buck voor een revival. De feesten werden heruitgevonden, net op tijd.
 
Als straatmuzikant weggejaagd
Het Gents dialect kreeg een andere, opgewaardeerde dimensie. “Ik werd als straatmuzikant overal weggejaagd. Ik heb toen gezegd: volgend jaar begin ik zelf een feestje, op mij pleintje aan ’t Jacobs. De officiële toelating werd vlot gegeven. Men dacht waarschijnlijk: er komt toch geen kat en elders in ‘t stad zijn we van dat gespuis af. Het begin was zeker niet spectaculair, 1 podium en 1 micro. Als het regende kwam het publiek schuilen op het podium want daar was het droog”. Het was allemaal spontaan, op het randje van de naïviteit. De Buck houdt er de beste herinneringen aan over. “Er werd volop geïmproviseerd. De coiffeur op het Sint-Jacobspleintje was dikwijls onze redding. We mochten daar elektriciteit aftappen als onze stroom werd afgesloten. Elke avond waren er jamsessions tot de vroege uurtjes. Op de Vlasmarkt, in cafe Ekkentu, was er zo’n ambiance dat de vloer begon te zakken en moest onderstut worden. We sloten ‘s avonds af met filmvertoningen. Er was van die films niet veel te zien, meestal was men dan al te zat”.

‘Ik ben niet bang van de dood’
De hippies van St. Jacobs, de betere burgers, het gewone  werkvolk, oud, jong, schoon, lelijk… iedereen verbroederde bij St. Jacobs, het pleintje liep elke avond vol. Men keek niet zo nauw, alles kon, alles mocht. “Onze tapinstallaties konden niet volgen, er kwam schuim uit in plaats van bier. Om aan de dorst van het publiek tijdig te voldoen lieten we emmers met bier vollopen waarmee glazen werden gevuld, gewoon een volle pint scheppen uit een emmer”. De Buck kan tientallen anekdotes vertellen. Nooit last gehad van klagers en zuurpruimen? “De pastoor vond dat zijn kerk werd gebruikte als piscine. Cinema Vooruit was niet content omdat we films draaiden, vonden ze concurrentie. Politiecommissaris Mortier schreef in een rapport dat die buitenlandse hippies het niet nauw namen met de moraal. Soms werd er een optreden afgelast wegens geluidshinder. In mijn eigen café Martiko mocht er geen muziek spelen na 22 u.30. Een Gentenaar wil altijd reclameren. Als hij niet klaagt is hij het vergeten. Ik ben niet beter dan een ander hoor”. De Buck wist van geen ophouden, hij schreef geschiedenis. Hij  wou, avond na avond, dat het feest bij St. Jacobs zonder einde zou zijn, een plein vol plezier en zorgeloosheid. Alles werd professioneler. Walter hield het voor bekeken. Guido De Leeuw nam over. “Het was te commercieel geworden, niets voor mij. Ik nam afscheid met een gerust hart, de feesten bij St. Jacobs zijn in goede handen van Trefpunt. Mijn lijf begint te protesteren, een mens heeft meer slaap nodig (lacht). Maar ik ben niet bang van de dood. Nie pleuje”.



Iedereen verdiende een dikke boterham, behalve ikzelf

De rebel De Buck kon altijd en overal iedereen charmeren met liedjes van Kareltje Waeri. Teksten die in straffe taal de sociale wantoestanden op de korrel nemen. In de tijd van Waeri werden liedjes mondeling overgedragen van generatie op generatie, bijna niemand noteerde teksten. Een deel van dit cultureel patrimonium ging hierdoor verloren.“Ik kende die liedjes van mijn vader. Het was Wannes Van de Velde die me op het idee bracht er iets mee te doen. Er ging een nieuwe wereld voor mij open. Het waren simpele liedjes, het publiek kon direct meezingen”. De Buck heeft een rijk repertoire van songs maar als hij ergens gaat optreden begint het publiek meteen ’t Vliegerke te scanderen. “Dat moet zowat het Gents nationaal volkslied zijn. Ik zing het altijd met veel plezier. Maar luister ook eens naar liedjes van mij die veel beter zijn, dat zou ik liever hebben denk ik dan”. In de beginjaren van de vernieuwde Gentse feesten opende Walter café De Martiko. Geen gelukkige beslissing. Veel ambiance, behalve voor de cafébaas. “Iedereen zat in de kassa, er bleef zelfs geen geld over om de brouwer te betalen. Iedereen verdiende een dikke boterham, behalve ikzelf. Veel kameraden leefden op mijn kosten. Ik zag me verplicht om te gaan optreden om de rekeningen en schulden van ’t café te betalen. Maar ik heb van niets spijt. Ook nooit vies geweest van de vrouwtjes, met redelijk veel succes. In 1975 ben ik getrouwd met Mia, ze was toen 19 jaar. Zij is het mooiste wat me ooit is overkomen. Vriendschap en vertrouwen is het geheim van onze relatie. We passen goed bij elkaar: ik ben erg slordig en Mia ook. Op ieder potje past een dekseltje hé”. Nog enkele dagen en Walter is jarig. “Een schoon cadeau voor mijn verjaardag? Ik zou niet weten wat. Ik heb mijn Mia, dat is genoeg. Ze zorgt goed voor mij en daar ben ik dankbaar voor".
Leef hier en nu
De zotte jaren zijn voorbij. “Ik brak vroeger mijn heup op 7 plaatsen, daarna het uiteinde van het dijbeen. De mensen dachten subiet: Walter is gevallen, weeral teveel gedronken. Fout. Ik kan me niet herinneren wanneer ik nog eens zat ben geweest”. Na alzheimer werd nu kanker vastgesteld. “De dood maakt deel uit van het leven, daar kan niemand wat aan veranderen. Ik heb een schoon leven gehad, altijd geleefd zoals ik wou leven”. Een goede raad? “Maak geen ambras. Vergeet niet maar vergeef. Leef vooral nu, niet in het verleden. Oas we duut zijn, groeit er ges op oenzen buik, is ’t voorgoed gedaan, er is niets meer. Rijstpap met zilveren lepeltjes moeten we hier eten. Mijn stem mag dan wel erg zwak zijn, toch zal ik samen met enkele vrienden een uurtje optreden tijdens de openingsavond van de Gentse Feesten, op mijn pleintje. Dat zal niets of niemand mij afnemen!”.
Frans Van Damme

Dit interview verscheen in De Streekkrant, regio Gent-Deinze - week 28/2014