‘Jonge muzikanten hebben het moeilijk’
GENT Uit de gitaar van Roland van Campenhout
(71) komt pure magie. Hij wordt beter met de jaren. Roland doet niet enkel denken
aan een overjaarse hippie met een bewogen leven, het is ook zo! Benieuwd naar
het wel en wee van de pionier van de Belgische Blues- en Rockmuziek gingen we
met hem, ongelooflijk maar waar, koffie drinken.
Vanuit Boom, waar hij werd geboren, kwam Roland op de
Gentse Brugse Poortwijk terecht. Later vertrok hij van Gent naar Brussel. “Om
aan een lief te ontsnappen” lacht hij geheimzinnig. Omdat Gent de meest
fantastische stad ter wereld is, volgens Roland, kwam hij terug.“Er lopen tegenwoordig
overal oude knorpotten rond, niemand deugd. Wat is dat toch met onze verzuurde
maatschappij, altijd en overal wordt het grimmiger. Er is geen communicatie
meer, mensen zijn als ijskasten. Ik doe daar niet aan mee, het resultaat van
mijn eigen beslissingen.”Zonder pretentie bekent Roland grootmoedig dat hij geluk heeft gehad. “Toen ik als muzikant begon waren het de gouden jaren. Er was niet zoveel te beleven behalve wat balorkesten. Het waren toen de Gentse Cotton City Jazzband en The Rudy Balliu Society Serenaders die de toon aangaven. Jonge muzikanten hebben het nu moeilijker. Ja, het bestaat, een groepje van 5 muzikanten welke in een café gaan optreden voor een gezamenlijke gage van 50 euro! Om toch maar hun ding te kunnen doen.”
Tijdens zijn legerdienst bij de Zeemacht wou hij de wereld te zien. Pech, hij kreeg een kantoorfunctie. “Er was niets te doen,15 maanden heb ik daar zitten koekeloeren. Toch was het geen verloren tijd, massa’s boeken heb ik gelezen. Op een dag kreeg ik het bevel om op wacht te staan, om uit te kijken naar de vijand. Welke vijand vroeg ik toen en vloog 2 maanden in het prison. Wat een farce, overdag mocht ik buiten en ging metsen bij Walter De Buck.”
Midden de jaren ’60,
speelde hij washboard bij The City Ramblers, een Engelse skiffle-band. Dat
genre was destijds erg populair.
“Wij toerden door Europa in een wrak van een auto. We speelden enkel op straat,
geld was er bijna niet. Slapen deden we in slaapzakken, thuis bij mensen of in
open lucht. Voor mij een belangrijke periode want toen kocht ik mijn eerste
gitaar.” De jaren ’70 waren voor Roland een glorieuze tijd. Op tournee met zijn bluesworkshop en de Ierse
gitarist Rory Gallagher speelde hij elk muziek- & rockcafé in België plat. “Ik
leerde dat je altijd en overal jezelf moet blijven en voor het publiek
tot het uiterste moet gaan, ook al bestaat dat maar uit vijf man en een
paardenkop. Nu zijn er muzikanten die na tien minuten op hun horloge kijken en
hopen zo snel mogelijk met hun lief in bed te kunnen rollebollen.”
Het image van Roland was een
beeld van vrouwen, drank, drugs en er op los leven zonder nadenken. Onterecht,
de verbeelding van roddelaars overtrof menigmaal de realiteit. “Allemaal
opgeblazen, dikke bullshit. Mocht dat waar zijn dan was ik al lang dood van het
zuipen. Ja, ik heb vroeger veel geld verdronken, een geluk dat ik nog gezond
functioneer. Als ik ergens een Spa vraag schrikt men zich te pletter en denken
de mensen dat ik een grapje maak. In mijn kleedkamer kwam een organisator met 3
flessen whisky ‘voor als ik dorst had’ zei hij. Van vrouwen hou ik op een
ouderwetse, romantische manier. Voor mij geen vlugge wip of een one night
stand.” Je zou het niet zo meteen verwachten maar Roland Van
Campenhout, Pieter-Jan De Smet en Sioen
vormen samen weleens De Piepkes, een
trio dat kinderen vermaakt met een programma vol zelfgeschreven liedjes. “Tijdens
en na het optreden zijn de kinderen open, eerlijk, spontaan. Goed of slecht, je
krijgt het direct in je muile.” Het publiek dat naar hem luistert geeft Roland een
genezende kracht. Contact met publiek is belangrijk. “Ik ben geen jukebox!
Sommigen maken gebruik van mijn emotionaliteit. Kanker is dagelijks aan de
orde, vrienden, kennissen vallen bij bosjes dood als vliegen. Het is een
zekerheid, doden komen nooit terug, gelukkig maar. Geef maar een feest als het
met mij afgelopen mocht zijn. Weet je wat ik spijtig vind? Dat ik niet lang
genoeg zal leven om alles te doen wat ik zou willen doen.”
Roland staat voor muziek die
uniek is en alleen van de grote bluesman zelf kan komen. Schoon maar niet
altijd proper, stevig maar niet luid. Hij ging nooit op zoek naar goedkoop
commercieel succes. “Ik ben een goestendoener. Liever een klein zaaltje
dan het sportpaleis. Wie kiest voor het grote geld en het financieel gewin zit
in een dwangbuis. Ik hoef niet wereldberoemd te zijn.”
FRANS VAN DAMME
Dit interview verscheen in De Streekkrant, week 18/2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten